Art. 12. Sans préjudice de l'application de l'article 11, alinéa premier, 1°, 2° et 3°, les chiens peuvent être utilisés pour l'exercice de toute forme de chasse ou de lutte pour détecter, désigner, refouler, rabattre, chercher et rapporter du gibier.
Art. 12. Met behoud van de toepassing van artikel 11, eerste lid, 1°, 2° en 3°, mogen honden gebruikt worden voor het uitoefenen van elke vorm van jacht of van bestrijding, voor het opsporen, aanwijzen, uitstoten, opdrijven, nazoeken en apporteren van wild.