La Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 7 de la loi du 23 décembre 1986 et de l'article 378 du CIR 1992
, en ce que, dans l'interprétation selon laquelle ces dispositions, dans la version examinée, n'imposent pas la signification à la députat
ion permanente d'un recours formé contre la décision
qu'elle a prise en matière de fiscalité communale, le délai de dépôt de pièces
...[+++] nouvelles ou de griefs nouveaux, prévu par l'article 381 du CIR 1992, ne pourrait s'ouvrir au bénéfice du contribuable qui introduit un recours en matière de fiscalité communale, à l'inverse de ce qui vaut pour le contribuable qui introduit un recours en matière de fiscalité provinciale.Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 7 van de wet van 23 december 1986 en van artikel 378 van het WIB 1992, in zoverre de in artikel 381 van het WIB 1992 bedoelde termijn voor het neerleggen van nieuwe stukken of ni
euwe grieven, in de interpretatie waarin die bepalingen in de onderzochte versie niet vereisen dat een beroep dat is ingesteld tegen de beslissing die de bestendige deputatie inzake gemeentelijke fiscaliteit heeft genomen, aan laatstgenoemde moet worden betekend, niet zou kunnen aanvangen ten voordele van de belastingplichtige die een beroep inzake
...[+++]gemeentelijke fiscaliteit instelt, in tegenstelling tot hetgeen geldt voor de belastingplichtige die een beroep inzake provinciale fiscaliteit instelt.