La partie requérante reproche essentiellement au législateur ordonnanciel de n'avoir pas, alors qu'il redéfinissait l'élément moral de l'infraction de dépassement des normes de bruit fixées par le gouvernement, « remédié à l'imprévisibilité » de cette infraction.
De verzoekende partij verwijt de ordonnantiegever in essentie, wanneer hij het morele element van het misdrijf van overschrijding van de door de Regering vastgelegde geluidsnormen opnieuw bepaalde, « de onvoorzienbaarheid » van dat misdrijf niet te hebben « verholpen ».