Art. 18. Tout membre qui, soit démissionne du Bureau, décède ou perd la qualité énoncée à l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 10 août 1998 précité et justifiant sa désignation, est remplacé, jusqu'au terme du mandat entamé.
Art. 18. Elk lid dat ofwel zijn ontslag indient bij het Bureau, overlijdt of de hoedanigheid verliest die vermeld wordt in artikel 3, § 2, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en die zijn benoeming rechtvaardigde, wordt vervangen tot op het einde van het begonnen mandaat.