Plus loin (dans le même numéro cité), M. Krings renvoie explicitement au droit disciplinaire en tant que contrôle interne sur le fonctionnement des cours et tribunaux, « en ce que leurs membres peuvent faire l'objet de sanctions lorsqu'ils se rendent coupables d'un fait qui, même s'il n'est pas puni pénalement, est néanmoins incompatible avec l'exercice de la fonction ».
Verder (in hetzelfde geciteerde nummer) verwijst de heer Krings uitdrukkelijk naar het tuchtrecht als interne controle op de werking van hoven en rechtbanken « doordat hun leden tuchtrechtelijk vervolgd kunnen worden wanneer ze zich schuldig maken aan een feit dat, ook al is het niet strafrechtelijk te vervolgen, niettemin onverenigbaar is met het ambt dat ze uitoefenen ».