Il ressort des motif
s de la décision de renvoi que la question préjudicielle porte sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 2.1 du Protocole additionnel n° 7 à la Convention européenne des droits de l'homme, de la différence de traitement créée par les dispositions en cause entre deux catégories de Belges pouvant faire l'objet d'une procédure de déchéance de nationalité : d'une part, ceux qui relèvent de la procédure prévue par l'article 23 du Code de la nationalité belge, menée devant la cour d'appel en raison de condamnations prononcées pour des infractions visées à l'article 23/1, § 1 , 1°,
appréhendé ...[+++]es sous l'angle de ' manquements graves à leurs devoirs de citoyen belge ' au sens de l'article 23, § 1 , 2°, et qui ne bénéficient pas du droit à un double degré de juridiction, « et ce même lorsque les condamnations fondant la demande en déchéance sont antérieures à l'entrée en vigueur, le 14 décembre 2012, de l'article 23/1 du Code de la nationalité belge »; d'autre part, ceux qui relèvent de la procédure prévue par l'article 23/1, § 1 , 1°, du Code de la nationalité belge, dont la déchéance peut être prononcée à titre accessoire par le juge saisi de l'action pénale, et qui pourraient bénéficier du droit à un double degré de juridiction.Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van het verschil in behandeling dat bij de in het geding zijnde bepalingen in het leven is geroepen tussen twee categorieën van Belgen die het voorwerp van een procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit kunnen uitmaken : enerzijds, die welke onder de in artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bedoelde procedure vallen, die voor het hof van beroep werd gevoerd wegens veroordelingen die zijn uitgesproken voor in artikel 23/1, § 1,
...[+++] 1°, bedoelde misdrijven die in aanmerking worden genomen vanuit de invalshoek van « ernstige tekortkomingen aan hun verplichtingen als Belgische burger » in de zin van artikel 23, § 1, 2°, en die het recht op een dubbele aanleg niet genieten, « en zulks zelfs wanneer de veroordelingen waarop de vordering tot vervallenverklaring is gebaseerd, dateren van vóór de inwerkingtreding, op 14 december 2012, van artikel 23/1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit »; anderzijds, die welke onder de in artikel 23/1, § 1, 1°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bedoelde procedure vallen, wier vervallenverklaring in bijkomende orde kan worden uitgesproken door de rechter bij wie de strafvordering aanhangig is gemaakt, en die het recht op een dubbele aanleg wel zouden kunnen genieten.