Quant à l'affirmation des appelantes devant le juge a quo selon laquelle la distinction en cause aurait des effets moins graves vis-à-vis des créanciers privilégiés (tels que les administrations fiscales et sociales) ou des créanciers ayant la qualité de commerçant (qui pourraient amortir le poids des effets négatifs d'une déclaration d'excusabilité par le biais de déductions fiscales) que vis-à-vis de créanciers supportant individuellement les conséquences de l'objectif poursuivi par le législateur, elle n'est pas dépourvue de pertinence en ce qu'elle procède de l'idée générale que les inconvénients du système sont plus sensibles dans certains cas que dans les autres, mais le législateur a pu considérer que s'il fondait sur cette idée des
...[+++]distinctions précisées dans la loi même ou une habilitation du juge à traiter différemment les créanciers, il créerait un risque d'arbitraire aussi grave que le mal auquel il tenterait de remédier.De bewering van de appellanten voor de verwijzende rechter volgens welke het in het geding zijnde onderscheid minder ernstige gevolgen zou hebben voor de bevoorrechte schuldeisers (zoals de fiscale en sociale administratie) of voor de schuldeisers met de hoedanigheid van handelaar (die via fiscale aftrek de negatieve gevolgen van een verklaring van verschoonbaarheid kunnen temperen) dan voor schuldeisers die persoonlijk de gevolgen dragen van het doel van de wetgever, is niet irrelevant doordat zij uitgaat van de algemene idee dat de nadelen van het systeem in bepaalde gevallen voelbaarder zijn dan in andere gevallen; de wetgever kon ervan echter uitgaan dat, indien hij op grond van die idee verschillen in de wet zelf of een machtiging voo
...[+++]r de rechter om de schuldeisers verschillend te behandelen zou invoeren, er een risico van willekeur zou ontstaan dat even ernstig zou zijn als het euvel dat hij zou trachten te verhelpen.