4. réaffirme la nécessité pour l'Union européenne d'intégrer une vaste démarche de sécurité humaine dans ses relations avec les pays tiers, notamment en ce qui concerne la gestion des frontières, les migrations, la sécurité maritime, la lutte contre la criminalité organisée, le terrorisme et la traite des êtres humains, mais aussi contre la fragilité des États ou le sous-développement;
4. benadrukt opnieuw dat de EU een brede aanpak van menselijke veiligheid dient te integreren in haar betrekkingen met derde landen, in het bijzonder ten aanzien van grensbeheer, migratie, maritieme beveiliging, bestrijding van georganiseerde criminaliteit, terrorisme en mensenhandel, en bestrijding van de kwetsbaarheid van staten of onderontwikkeling;