La Cour rappelle tout d'abord que c'est afin de donner suite à ses arrêts précités que le législateur a substitué aux arrêtés du 24 juillet 1997 les lois du 25 mai 2000 - dont celle réglant la mise en disponibilité -, la rétroactivité de ces lois trouvant sa justification dans le souci d'éviter une insécurité juridique ainsi que d'atteindre d'autres objectifs d'intérêt général, exposés au B.10.
Het Hof herinnert in de eerste plaats eraan dat het was om zich te richten naar zijn voormelde arresten dat de wetgever de besluiten van 24 juli 1997 heeft vervangen door de wetten van 25 mei 2000 - waaronder de wet die de indisponibiliteitstelling regelt -, waarbij de terugwerkende kracht van die wetten werd verantwoord vanuit de bekommernis rechtsonzekerheid te voorkomen en andere doelstellingen van algemeen belang, die zijn toegelicht in B.10, te bereiken.