La questi
on préjudicielle ne contient aucune indication à cet égard; quant à la partie requérante devant le Conseil d'Etat, elle compare, dans son mémoire (p. 6), « l'époux au nom duquel l'impôt est enrôlé et le conjoint séparé de fait » et,
dans son mémoire en réponse (p. 3), indique qu'« il ne s'agit pas de comparer les conjoints séparés de fait entre eux, mais de comparer ces derniers avec les autres contribuables justifiant d'un droit de réclamation quant à l'étendue des moyens de preuves dont ils disposent et auxquels ils sont s
...[+++]oumis ».
De prejudiciële vraag bevat hieromtrent geen enkele aanwijzing; wat betreft de verzoekende partij voor de Raad van State, vergelijkt zij in haar memorie (p. 6) « de echtgenoot op wiens naam de belasting wordt ingekohierd en de feitelijk gescheiden echtgenoot » en, in haar memorie van antwoord (p. 3), geeft zij aan dat « het er niet om gaat feitelijk gescheiden echtgenoten onder elkaar te vergelijken, maar laatstgenoemden te vergelijken met andere belastingplichtigen die doen blijken van een recht van bezwaar ten aanzien van de omvang van de bewijsmiddelen waarover zij beschikken en waaraan zij zijn onderworpen ».