Art. 3. § 1 . Le médiateur dispose des compétences en terme de savoir-faire et des connaissances nécessaires à l'accomplissement de ses missions ou les acquiert, en particulier en ce qui concerne l'analyse de la politique de rémunération en vue d'identifier les éléments d'une politique de rémunération qui n'est pas neutre sur le plan du genre, une connaissance géné
rale des systèmes d'évaluation des fonctions et de classification des fonctions, une connaissance des pratiques de rédaction et de mise en oeuvre des plans d'action relatifs à une rémunération neutre sur le plan du genre, l'utilisation
de la « check list ...[+++]Non-sexisme dans l'évaluation et la classification des fonctions » élaborée par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, une connaissance de base de l'organisation et du fonctionnement de la concertation sociale au niveau de l'entreprise, ainsi que les compétences et techniques pour mener des entretiens de médiation et des négociations.Art. 3. § 1. De bemiddelaar beschikt over de deskundigheid in termen van knowhow en noodzakelijke kennis om zijn taken uit te voeren of verwerft deze, meer in het bijzonder met betrekking tot de analyse van het bezoldigingsbeleid met het oog op de identificatie van de elementen van een niet-genderneutraal bezoldigingsbeleid, een algemene kennis van systemen van functiewaardering en functieclassificatie, een kennis van de praktijken bij het opstellen en uitvoeren van actieplannen rond genderneutrale bezoldiging, het gebruik van de doo
r het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen uitgewerkte « Checklist Seksneutraliteit bij funct
...[+++]iewaardering en -classificatie », een basiskennis van de organisatie en de werking van het sociaal overleg op ondernemingsniveau, evenals de vaardigheden en technieken voor het voeren van bemiddelingsgesprekken en onderhandelingen.