1. Combien de personnes entre vingt et trente ans, respectivement dans la trentaine, la quarantaine, la cinquantaine et la soixantaine, travaillent-elles - en chiffres absolus et en pourcentages par rapport à l'ensemble de leur catégorie d'âge active - à temps plein ou à temps partiel ?
1. Hoeveel twintigers, respectievelijk dertigers, veertigers, vijftigers en zestigers werken - in absolute getallen en in percentages ten aanzien van de ganse actieve leeftijdsgroep - voltijds, respectievelijk deeltijds?