Les B.13 et B.14 de l'arrêt, qui en constituent le fondement nécessaire, indiquent sans ambiguïté que l'annulation prononcée ne concerne pas l'hypothèse dans laquelle le juge d'instruction ou la chambre des mises en accusation décide, au stade du règlement de la procédure, que des actes d'instruction complémentaires doivent être accomplis à la demande de l'inculpé.
In B.13 en B.14 van het arrest, die de noodzakelijke grondslag ervan uitmaken, wordt ondubbelzinnig vermeld dat de uitgesproken vernietiging geen betrekking heeft op het geval waarin de onderzoeksrechter of de kamer van inbeschuldigingstelling, in het stadium van de regeling van de rechtspleging, beslist dat bijkomende onderzoekshandelingen moeten worden verricht op verzoek van de inverdenkinggestelde.