Par ses arrêts n 92/2005 du 11 mai 2005 et 116/2005 du 30 juin 2005, la Cour a jugé, au sujet de l'article 324ter, § 1 , originaire, du Code pénal, « que l'infraction d'appartenance à une organisation criminelle est suffisamment précise pour permettre à toute personne d'en connaître l'élément matériel et l'élément moral » et que cette disposition ne violait dès lors pas le principe de légalité en matière pénale, garanti par les articles 12 et 14 de la Constitution.
Over het oorspronkelijke artikel 324ter, § 1, van het Strafwetboek heeft het Hof bij zijn arresten nrs. 92/2005 van 11 mei 2005 en 116/2005 van 30 juni 2005 geoordeeld « dat het misdrijf van 'deel uitmaken' van een criminele organisatie voldoende precies is om eenieder in staat te stellen het materiële en het morele bestanddeel ervan te kennen » en dat die bepaling derhalve het wettigheidsbeginsel in strafzaken gewaarborgd bij de artikelen 12 en 14 van de Grondwet niet schond.