Art. 321. — Le président qui souhaite procéder à l'audition d'un témoin qui n'a pas
été entendu par le juge d'instruction, peut décider, soit d'office, soit à la demande
du témoin, soit sur réquisition du ministère public ou à la requête de l'accusé, de la partie civile ou de leurs conseils, qu'il ne sera pas fait mention à l'audience et au procès-verbal de l'audience de certaines données d'identité prévues à l'article 320, s'il existe une présomption raisonnable que le témoin, ou une personne de son entourage, pourrait subir un p
réjudice g ...[+++]rave à la suite de la divulgation de ces données et de sa déposition.Art. 321. — De voorzitter die een getuige wil verhoren die niet door de onderzoeksrechter gehoord is, kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de getuige, hetzij op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de beschuldigde, de burgerlijke partij of hun raadslieden, beslissen dat ter terechtzitting en in het proces-verbaal van de terechtzitting geen melding wordt gemaakt van bepaalde identiteitsgegevens bedoeld in artikel 320, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de getuige, of een persoon uit diens naaste omgeving, ingevolge het bekend geraken van deze gegevens en ingevolge het afleggen van zijn verklaring een
ernstig nadeel zou kunnen ondervind ...[+++]en.