L'article 247, § 2, alinéa 3, sanctionne la corruption pour l'accomplissement d'un acte injuste à l'occasion de l'exercice de la fonction ou l'abstention d'un acte entrant dans l'ordre des devoirs, lorsqu'elle est suivie d'effet.
Artikel 247, § 2, derde lid, bestraft omkoping tot het verrichten van een onrechtmatige handeling naar aanleiding van de uitoefening van het ambt, of het nalaten van een handeling die tot de ambtsplichten behoort, indien dit gevolgen heeft.