Lors de la procédure de sélection relative à l'attribution de mandats auprès des services de police, telle qu'elle est réglée par l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police, l'aptitude d'un candidat est établie, en vertu de l'article 7.3.26, § 2, à l'aide du profil du candidat par rapport au profil exigé pour la fonction en tenant compte de la description de fonction, de l'acte de candidature, du dossier personnel, de l'évaluation et, le cas échéant, des résultats de l'audition du candidat par la commission de sélection.
Bij de selectieprocedure betreffende het toewijzen van mandaten bij de politiediensten, zoals die geregeld is in het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, wordt de geschiktheid van een kandidaat krachtens artikel VII. III. 26, § 2, vastgesteld aan de hand van het profiel van de kandidaat ten overstaan van het voor het ambt vereiste profiel en rekening houdend met de functiebeschrijving, de kandidaatstelling, het persoonlijk dossier, de evaluatie en, in voorkomend geval, de resultaten van het horen van de kandidaat door de selectiecommissie.