Les articles 18, premier alinéa, et 21, paragraphe 1, du traité sur le fonctionnement de l’Union européenne doivent-ils être interprétés en ce sens que, aux fins de l’application d’un accord d’extradition conclu entre un État membre et un État tiers, le citoyen de tout État membre de l’Union européenne doit bénéficier du même niveau de protection que celui dont bénéficient les propres citoyens de l’État membre saisi en cas d’extradition vers un État qui n’est pas un État membre d’Union européenne?
Moeten de artikelen 18, eerste alinea, en 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat bij uitlevering, op grond van een tussen een lidstaat en een derde land gesloten uitleveringsverdrag, van een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie aan een land dat geen lid is van de Europese Unie, hetzelfde beschermingsniveau moet worden geboden als aan een onderdaan van de betrokken lidstaat?