4. Si l'utilisateur de services de paiement affirme qu'une transaction n'était pas autorisée, le prestataire fournit des preuves que la transaction l'était effectivement, qu'elle a été correctement enregistrée et comptabilisée et qu'elle n'a pas été affectée par une panne technique ou toute autre défaillance.
3. Indien de gebruiker van betalingsdiensten stelt dat voor een transactie geen toestemming was gegeven, moet de aanbieder van betalingsdiensten bewijzen dat voor deze transactie toestemming was gegeven en dat zij juist werd geregistreerd en geboekt en niet door een technische storing of ander falen werd beïnvloed.