Les États membres déterminent si les plans ou programmes visés aux paragraphes 3 et 4 sont susceptibles d'avoir des incidences notables sur l'environnement, soit en procédant à un examen au cas par cas, soit en déterminant des types de plans et programmes ou en combinant ces deux approches, et, en tout état de cause, en tenant compte des critères pertinents fixés à l'annexe II.
De lidstaten stellen door een onderzoek per geval of door specificatie van soorten plannen en programma's, of door combinatie van beide werkwijzen, vast of de in de leden 3 en 4 bedoelde plannen of programma's aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, waarbij in alle gevallen rekening wordt gehouden met in bijlage II opgenomen relevante criteria.