M. Vanlouwe s'inquiète d'entendre certains sénateurs affirmer que l'organe soi-disant non permanent se réunira « quand on le jugera nécessaire ».
De heer Vanlouwe wordt ongerust wanneer sommige senatoren stellen dat het zogezegde « niet-permanent orgaan » zal bijeenkomen « wanneer men dat wenst ».