Le projet de loi part du principe que tant le condamné que son conjoint, la personne avec qui il cohabite légalement, ses descendants et ascendants, ses frères et sœurs (si le condamné est décédé, si son interdiction a été prononcée ou s'il se trouve en état d'absence déclarée), la personne qui a été condamnée pour le même fait et sur la base des mêmes moyens de preuve et le Procureur général près la Cour de cassation peuvent prendre l'initiative d'introduire une demande de réouverture de la procédure.
In het wetsontwerp wordt ervan uit gegaan dat zowel de veroordeelde zelf, als zijn echtgenoot, diegene met wie hij wettelijk samenwoont, zijn bloedverwanten in de nederdalende en de opgaande lijn, zijn broers en zusters (indien de veroordeelde overleden is, onbekwaam of afwezig verklaard is), diegene die wegens hetzelfde feit en op grond van dezelfde bewijsmiddelen is veroordeeld, als de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie het initiatief kunnen nemen om een aanvraag tot heropening van de rechtspleging in te stellen.