Le 17 juillet 1989, dans un arrêt de principe, celle-ci a estimé que la Grande-Bretagne violerait l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme si elle extradait M. Soering vers les États-Unis car les circonstances dans lesquelles la peine de mort est appliquée dans ce pays constituent un traitement inhumain.
Het Hof heeft op 17 juli 1989 een beginselarrest geveld waarin wordt geoordeeld dat Groot-Brittannië artikel 3 EVRM zou schenden, mocht het de heer Soering aan de Verenigde Staten uitleveren, omdat de omstandigheden waarin de doodstraf in dat land wordt uigevoerd, een onmenselijke handeling uitmaakt.