De verzoeksters bestrijden de in artikel 2, 5°, van het decreet gegeven definitie van het begrip « milieuvriendelijke elektriciteit », in zoverre elektriciteit die met aanwending van het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen wordt geproduceerd, daarin niet zou zijn begrepen.
Die Klägerinnen bemängeln die in Artikel 2 5° des Dekrets enthaltene Definition des Begriffes « grüner Strom », insofern die aus dem biologisch abbaubaren organischen Anteil von Abfällen erzeugte Elektrizität nicht darin einbegriffen sei.