Vermits de wetgever een procedure heeft ingesteld in de veronderstelling dat de Raad van State die met bekwame spoed zou afhandelen, kon hij stellen dat er ook termijnen aan de verzoeker konden worden opgelegd (Parl. St., Senaat, 1990-1991, nr. 1300-2, p. 11).
Da der Gesetzgeber ein Verfahren eingeführt hat in der Annahme, dass der Staatsrat dieses mit der gebotenen Eile abwickeln wird, konnte er es als angemessen betrachten, auch dem Kläger Fristen aufzuerlegen (Parl. Dok., Senat, 1990-1991, Nr. 1300-2, S. 11).