De aan een roerende voorheffing van 10 of 25 pct. onderworpen dividenden en interesten, de staatsbons bedoeld in B.3.1 en de inkomsten uit spaardeposito's zijn niet onderworpen aan de bijkomende heffing, maar die dividenden en interesten en de interesten van de spaardeposito's boven de grens bepaald in artikel 171, 3°quinquies, van het WIB 1992 worden in aanmerking genomen om te bepalen of het bedrag waarboven zij verschuldigd is, is bereikt (artikel 174/1, § 1).
Die einem Mobiliensteuervorabzug von 10 oder 25 Prozent unterliegenden Dividenden und Zinsen, die Staatsbons im Sinne von B.3.1 und die Einkünfte aus Spareinlagen unterliegen nicht der zusätzlichen Abgabe, doch die Dividenden und Zinsen und die Zinsen der Spareinlagen, die höher sind als der in Artikel 171 Nr. 3quinquies des EStGB 1992 festgesetzte Grenzbetrag, werden berücksichtigt, um zu bestimmen, ob der Betrag, über den hinaus sie geschuldet ist, erreicht ist (Artikel 174/1 § 1).