Wat de vraag betreft of artikel 21 VWEU een dergelijk afgeleid verblijfsrecht verleent, zet het Hof uiteen dat de weigering om een afgeleid verblijfsrecht toe te kennen aan een familielid van een burger van de Unie, dat derdelander is, afbreuk kan doen aan het bij die Verdragsbepaling gewaarborgde recht van vrij verkeer van die burger.
Zur Frage, ob einem drittstaatsangehörigen Familienangehörigen eines Unionsbürgers ein abgeleitetes Aufenthaltsrecht nach Art. 21 AEUV zusteht, führt der Gerichtshof aus, dass die Weigerung, ein solches Recht zu gewähren, das durch diesen Art. 21 garantierte Recht des Unionsbürgers auf Freizügigkeit verletzen kann.