(11 bis) De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de financiële middelen die ze momenteel volledig of gedeeltelijk gebruiken voor de verwezenlijking van hun aandeel energie uit biobrandstoffen op basis van granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers, oliegewassen en andere op land geproduceerde energiegewassen, te gaan gebruiken voor hernieuwbare energie, d.w.z. wind-, zonne-, geothermische of getijdenenergie, waarvan de hernieuwbare en duurzame aard reeds aangetoond is.
(11a) Die Mitgliedstaaten sollten das Recht haben, ihre Finanzmittel für die vollständige oder teilweise Erzielung ihres Energiebedarfs aus Biokraftstoffen, die aus Getreide und sonstigen auf Agrarflächen angebauten stärkehaltigen Pflanzen, Zuckerpflanzen, Ölpflanzen und anderen Energiepflanzen hergestellt werden, umzuwidmen und für eine Erhöhung des Anteils erneuerbarer Energieträger, deren Erneuerbarkeit und Nachhaltigkeit erwiesen sind, insbesondere des Anteils von Wind-, Solar-, Gezeiten- und geothermischer Energie, einzusetzen.