Het derde middel vertrekt daarentegen van een verkeerd uitgangspunt in zoverre daarin wordt gepostuleerd dat de leningen die zijn aangegaan bij een financiële instelling die niet onder artikel 56, § 2, 2°, van het WIB 1992 valt maar niet is onderworpen aan een aanzienlijk gunstigere inkomstenbelastingregeling dan het in België van toepassing zijnde gemeen recht, in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de schuldratio van de lenende vennootschap.
Der dritte Klagegrund beruht hingegen auf einer falschen Annahme, insofern darin behauptet wird, die Kredite, die bei einem Finanzinstitut aufgenommen würden, das nicht unter Artikel 56 § 2 Nr. 2 des EStGB 1992 falle, das aber nicht einer erheblich vorteilhafteren Einkommensteuerregelung als das in Belgien anwendbare allgemeine Recht unterliege, müssten bei der Berechnung der Schuldenquote der kreditnehmenden Gesellschaft berücksichtigt werden.