1 . De Lid-Staten erkennen als voldoende bewijs van vakbekwaamheid de in artikel 3 , lid 4 , tweede alinea , van Richtlijn 74/561/EEG en in artikel 2 , lid 4 , tweede alinea , van Richtlijn 74/562/EEG genoemde , door een andere Lid-Staat afgegeven , verklaringen wanneer deze gebaseerd zijn op een examen waarvoor de aanvrager is geslaagd of op een praktische ervaring van drie jaar .
(1) Die Mitgliedstaaten erkennen als ausreichenden Nachweis der fachlichen Eignung die in Artikel 3 Absatz 4 Unterabsatz 2 der Richtlinie 74/561/EWG sowie in Artikel 2 Absatz 4 Unterabsatz 2 der Richtlinie 74/562/EWG genannten, von einem anderen Mitgliedstaat ausgestellten Bescheinigungen an, wenn sie auf einer bestandenen Prüfung des Bewerbers oder auf einer dreijährigen praktischen Erfahrung basieren.