1. In haar memorie met verantwoording werpt de geme
ente Heusden-Zolder vooreerst op dat de Raa
d van State in zijn arrest nr. 72.718 van 25 maart 1998, waarbij bovenstaande prejudiciële vraag werd gesteld, in strijd me
t artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geweigerd heeft artikel 17, § 4ter, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State door het Hof te laten toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met ar
...[+++]tikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
1. In ihrem Begründungsschriftsatz weist die Gemeinde Heusden-Zolder an erster Stelle darauf hin, dass der Staatsrat in seinem Urteil Nr. 72. 718 vom 25. März 1998, in dem die vorgenannte präjudizielle Frage gestellt wurde, sich entgegen Artikel 26 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof geweigert habe, Artikel 17 § 4ter der koordinierten Gesetze über den Staatsrat anhand der Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention durch den Hof prüfen zu lassen.