De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 335, § 3, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het de verandering van familienaam van een kind jonger dan één jaar dat krachtens artikel 329bis van het Burgerlijk Wetboek door zijn vader is erkend, afhankelijk maakt van de toestemming van de moeder, terwijl, wanneer goed gevolg wordt gegeven aan de betwisting van het vaderschap van de echtgenoot overeenkomstig artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek, het kind de naam van de echtgenoot van de moeder automatisch verliest.
Der vorlegende Richter befragt den Hof zur Vereinbarkeit von Artikel 335 § 3 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern diese Bestimmung die Änderung des Familiennamens eines Kindes im Alter von weniger als einem Jahr, das aufgrund von Artikel 329bis des Zivilgesetzbuches von seinem Vater anerkannt worden sei, von der Zustimmung der Mutter abhängig mache, während in dem Fall, wo der Anfechtung der Vaterschaft des Ehemannes gemäss Artikel 318 des Zivilgesetzbuches stattgegeben werde, das Kind den Namen des Ehemannes der Mutter automatisch verliere.