In een eerste onderdeel voeren zij aan dat artikel 19 van de aangevochten wet, dat een « bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie » ten laste legt van de houders van vergunningen van de klassen A, B, C en E, een belasting zou invoeren (waarvan de betaling zou worden verzekerd door de waarborg voorgeschreven bij artikel 71 van de wet) en dat op de speelautomaten een belasting wordt geheven die krachtens de voormelde artikelen van de bijzondere wet onder de bevoegdheid van de gewesten ressorteert.
In einem ersten Teil führen sie an, dass Artikel 19 des angefochtenen Gesetzes, der den Inhabern von Lizenzen der Klassen A, B, C und E einen « Beitrag zu den Kosten für Betrieb, Personal und Einrichtung der Kommission für Glücksspiele » auferlege, eine Steuer einführe - deren Zahlung durch die in Artikel 71 des Gesetzes vorgesehene Garantie gewährleistet werde - und dass die Glücksspielautomaten Gegenstand einer Steuer seien, für die aufgrund der obengenannten Artikel des Sondergesetzes die Regionen zuständig seien.