1. Elke lidstaat erkent de in bijlage VI, punt 6 , bedoelde opleidingstitels van architect die door de andere lidstaten zijn afgegeven ter afsluiting van een opleiding waarmee uiterlijk gedurende het in de genoemde bijlage opgenomen referentieacademiejaar is begonnen, ook al voldoen zij niet aan de in artikel 46 bedoelde minimumeisen, door daaraan met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van architect op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels van architect.
(1) Jeder Mitgliedstaat erkennt die in Anhang VI Nummer 6 aufgeführten Ausbildungsnachweise des Architekten an, die die anderen Mitgliedstaaten ausgestellt haben und die eine Ausbildung abschließen, die spätestens im akademischen Bezugsjahr begann, das in diesem Anhang angegeben ist, selbst wenn sie den Mindestanforderungen von Artikel 46 nicht genügen, und verleiht ihnen in seinem Hoheitsgebiet dieselbe Wirkung wie den Ausbildungsnachweisen, mit denen er selbst die Aufnahme und Ausübung der Tätigkeiten des Architekten ermöglicht.