De verzoekende partijen verwijten artikel 5, § 2, van het aangevochten decreet dat het aan de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële scholen de verplichting oplegt om onderscheiden te maken die worden verantwoord door het begrip inrichtingen of vestigingen met positieve discriminatie bij de wijze van toekenning van de sociale voordelen, maar dat het zich ertoe beperkt diezelfde inrichtende machten toe te staan onderscheiden te maken die worden verantwoord door de financiële draagkracht van de ouders.
Die klagenden Parteien bemängeln, dass Artikel 5 § 2 des angefochtenen Dekrets den Trägern der subventionierten offiziellen Schulen vorschreibe, Unterschiede zu schaffen, die durch den Begriff von Schulen oder Niederlassungen mit positiven Diskriminierungen in der Weise der Vergabe der Sozialvorteile gerechtfertigt seien, sich jedoch darauf beschränke, es denselben Schulträgern zu erlauben, Unterschiede zu schaffen, die durch die finanzielle Belastbarkeit der Eltern gerechtfertigt wären.