De Ministerraad toont niet aan, de parlementaire voorbereiding van de opeenvolgende wetgevingen die aan de oorsprong liggen van het in het geding zijnde artikel 49 (inzonderheid de wet van 29 oktober 1919, het besluit van de Regent van 15 januari 1948, de wetten van 20 november 1962 en 25 juni 1973) doen evenmin blijken en het Hof ziet niet in, welke verantwoording er zou zijn voor het in het geding zijnde verschil in behandeling.
Weder weist der Ministerrat nach, noch wird aus den Vorarbeiten zu den aufeinanderfolgenden Gesetzgebungen, die dem beanstandeten Artikel 49 zugrunde liegen (insbesondere das Gesetz vom 29. Oktober 1919, der Erlass des Regenten vom 15. Januar 1948, die Gesetze vom 20. November 1962 und 25. Juni 1973) ersichtlich und der Hof sieht nicht ein, wie der beanstandete Behandlungsunterschied gerechtfertigt werden könnte.