« Schendt artikel 319, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de rechtbank toestaat rekening te houden met de belangen van het te erkennen kind wanneer dit ouder is dan vijftien jaar (arrest [van het Arbitragehof] van 6 juni 1996), terwijl het de rechtbank die mogelijkheid ontzegt wanneer het kind jonger is dan vijftien jaar (arrest [van het Arbitragehof] van 8 oktober 1992) ?
« Verstösst Artikel 319 § 3 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dem Gericht gestattet, die Interessen des anzuerkennenden Kindes zu berücksichtigen, wenn es das fünfzehnte Lebensjahr vollendet hat (Urteil [des Schiedshofes] vom 6. Juni 1996), während er dem Gericht diese Möglichkeit versagt, wenn das Kind das fünfzehnte Lebensjahr nicht vollendet hat (Urteil [des Schiedshofes] vom 8. Oktober 1992)?