Ervoor te zorgen dat leraren, opleiders, leidinggevenden op school, personeel belast met voor- en vroegschoolse educatie en opvang, en ander personeel zowel tijdens de initiële lerarenopleiding als door middel van bij- en nascholing de vaardigheden, competenties en kennis verwerven die nodig zijn voor een beter begrip en een betere aanpak van onderwijsachterstanden en mogelijke risicofactoren die tot een verlies aan interesse of voortijdig schoolverlaten kunnen leiden, waarbij de autonomie van de verschillende instellingen in acht moet worden genomen.
unter gebührender Berücksichtigung der institutionellen Autonomie sicherzustellen, dass Lehrer, Ausbilder, Schulleiter, Fachkräfte der frühkindlichen Betreuung, Bildung und Erziehung und sonstiges pädagogisches Personal im Rahmen ihrer Erst- und Fortbildung die notwendigen Fähigkeiten und Kompetenzen und das entsprechende Hintergrundwissen vermittelt bekommen, um Bildungsbenachteiligung und mögliche Risikofaktoren, die zu Lernmüdigkeit oder vorzeitigem Schulabgang führen könnten, zu erkennen und dagegen anzugehen.