Daaruit volgt dat de mogelijke inmenging in de voor de Raad van State ingestelde beroepen tegen de voormelde besluiten niet toe te schrijven is aan het te dezen betwiste artikel 10, maar aan de voormelde artikelen 133 en 136 van de wet van 22 februari 1998, aangezien die bepalingen immers respectievelijk van die aard zijn dat ze het belang van de verzoeksters bij de genoemde beroepen raken of ze zonder voorwerp maken.
Folglich ist die etwaige Einmischung in die beim Staatsrat gegen die obengenannten Erlasse eingereichten Klagen nicht auf den im vorliegenden Fall angefochtenen Artikel 10 zurückzuführen, sondern auf die obengenannten Artikel 133 und 136 des Gesetzes vom 22. Februar 1998, da diese Bestimmungen zur Folge haben können, das Interesse der klagenden Parteien an den besagten Klagen zu beeinträchtigen beziehungsweise diese gegenstandslos zu machen.