Het bestreden artikel zou de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 3, 8, 13 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 39 van de procedurerichtlijn schenden, doordat het een artikel 39/57 in de wet van 15 december 1980 invoegt, waarin in
twee verschillende beroepstermijnen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wordt voorzien : vijftien dagen voor de
beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatl
...[+++]ozen (artikel 39/57, eerste lid) en dertig dagen voor de overige beroepen (artikel 39/57, tweede lid).
Der angefochtene Artikel verstosse gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit den Artikeln 3, 8, 13 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 39 der Verfahrensrichtlinie, indem er einen Artikel 39/57 in das Gesetz vom 15. Dezember 1980 einfüge, in dem zwei verschiedene Beschwerdefristen vor dem Rat für Ausländerstreitsachen vorgesehen seien: fünfzehn Tage für Beschwerden gegen die Beschlüsse des Generalkommissars für Flüchtlinge und Staatenlose (Artikel 39/57 Absatz 1) und dreissig Tage für die anderen Beschwerden (Artikel 39/57 Absatz 2).