Het Hof merkt op dat verzoeker, in geval van indisponibiliteitstelling, op grond van de artikelen 7, § 4, en 10, § 1,
van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 de toelating kan krijgen om een beroepsactiviteit uit te oefenen als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 5 ap
ril 1994 « houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare s
ector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of
...[+++] met een vervangingsinkomen », met behoud van een wedde die overeenstemt met 75 pct. van de bezoldiging en de toelagen bedoeld in artikel 7, §§ 1 en 3.Der Hof bemerkt, dass der Kläger im Falle der Zurdispositionstellung aufgrund der Artikel 7 § 4 und 10 § 1 des königlichen Erlasses vom 24. Juli 1997 die Genehmigung erhalten kann, eine Berufstätigkeit auszuüben gemäss Artikel 2 Nr. 1 des Gesetzes vom 5. April 1994 « zur Regelung des gleichzeitigen Beziehens von Pensionen des öffentlichen Sektors und von Einkünften aus der Ausübung einer Berufstätigkeit oder von Ersatzeinkünften », unter Beibehaltung eines Gehaltes in Höhe von 75 Prozent der Besoldung und der Zulagen, die in Artikel 7 §§ 1 und 3 vorgesehen sind.