Het aantal vaartuigen is gedaald ten opzichte van het vorige protocol (119 vaartuigen), hoewel dit in de praktijk weinig hoeft te betekenen: de benuttinggraad van het vorige protocol was 53% (vaartuigen voor de visserij met de zegen), 65% (vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van minder dan 100 BT) en 42% (vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van meer dan 100 BT).
Die Zahl der Fahrzeuge wird im Vergleich zu den vorherigen 119 reduziert, auch wenn dies in der Praxis nicht viel zu bedeuten hat: die Kapazitätsauslastung betrug im vorherigen Protokoll 53% (Ringwadenfischer), 65% (Langleinenfischer unter 100BRZ) und 42% (Langleinenfischer über 100BRZ).