Voorts heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 28 oktober 1998 (Zaak Pro Sieben Media AG, C-6/98) betreffende de beperking van reclamezendtijd voor recht verklaard dat artikel 11, lid 3, aldus moet worden uitgelegd dat het het brutobeginsel voorschrijft zodat voor de berekening van het toegestane aantal onderbrekingen voor reclame dat tijdens een periode van 45 minuten kan worden ingevoegd in de uitzending van audiovisuele producties, zoals bioscoopfilms en televisiefilms, de reclametijd in deze periode moet worden meegerekend.
Ferner hat der Gerichtshof in seinem Urteil vom 28. Oktober 1998 (Rechtssache C-6/98, Pro Sieben Media AG) bezüglich der Beschränkung von Werbezeiten entschieden, dass Artikel 11 Absatz 3 der Richtlinie dahingehend auszulegen sei, dass das Bruttoprinzip zur Anwendung kommt. Bei der Berechnung des 45 Minuten-Zeitraums zum Zweck der Festlegung der zulässigen Zahl von Werbeunterbrechungen bei der Übertragung audiovisueller Werke wie Kinospielfilme und Fernsehfilme sei also die Werbedauer in den genannten Zeitraum einzubeziehen.