11. stemt ermee in dat het medevoorzitterschap, vanuit het perspectief van de EU, verenigbaar moet zijn met de externe vertegenwoordiging van de EU overeenkomstig de vigerende verdragsbepalingen; hoopt in dit opzicht, ervan uitgaand dat het Verdrag van Lissabon in werking zal treden, dat de Europese Unie zal zorgen voor de samenhang en continuïteit van haar vertegenwoordiging in de nieuwe instellingen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied;
11. stellt übereinstimmend fest, dass aus Sicht der Europäischen Union die Ko-Präsidentschaft mit der Außenvertretung der Europäischen Union gemäß den geltenden Vertragsbestimmungen vereinbar sein muss; hofft in diesem Sinne – die Annahme des Vertrags von Lissabon vorausgesetzt – , dass die Europäische Union bei ihrer Vertretung in den neuen Institutionen der Union für den Mittelmeerraum für Kohärenz und Kontinuität sorgen wird,