Zelfs indien het Hof van oordeel zou zijn dat het onderdeel van artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek dat een voorwaarde stelt betreffende de materiële toestand van de kinderen, in strijd zou zijn met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, dan nog zou daaruit geenszins volgen dat dit artikel voor het overige buiten toepassing zou moeten blijven en met name in die situatie dat er geen minderjarige kinderen meer zijn.
Selbst, wenn der Hof urteilen sollte, dass der Teil von Artikel 232 des Zivilgesetzbuches, in dem eine Voraussetzung bezüglich der materiellen Situation der Kinder erhoben wird, im Widerspruch stünde zu dem verfassungsmässigen Gleichheitsgrundsatz, dann noch ergäbe sich daraus keineswegs, dass dieser Artikel für das übrige nicht anzuwenden wäre, vor allem in dieser Situation, in der es keine minderjährigen Kinder mehr gibt.