In tegenstelling tot wat de verzoekende partij aanvoert, moet een aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen zonder munitie niet aantonen dat hij in staat is de wapens te hanteren, vermits het bestreden artikel 11, § 4, derde lid, 2°, « de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen met uitsluiting van munitie » vrijstelt van de in § 3, 7°, bedoelde praktische proef.
Im Gegensatz zu den Darlegungen der klagenden Partei muss ein Antragsteller auf eine Besitzerlaubnis für eine erlaubnispflichtige Waffe ohne Munition nicht seine Fähigkeit zur Handhabung der Waffen nachweisen, da der angefochtene Artikel 11 § 4 Absatz 3 Nr. 2 « Personen, die eine Besitzerlaubnis für eine Waffe unter Ausschluss von Munition beantragen » von der in § 3 Nr. 7 vorgesehenen praktischen Prüfung befreit.