De verzoekende partijen zouden nalaten aan te tonen hoe de met dat middel bestreden artikelen, die betrekking hebben op de bevoegdheid van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en van de in de bestreden wet bedoelde belangenverenigingen om in rechte op te treden, in strijd zouden zijn met die grondwetsartikelen.
Die klagenden Parteien wiesen nicht nach, inwiefern die in diesem Klagegrund angefochtenen Artikel, die sich auf die Zuständigkeit des Zentrums für Chancengleichheit und Bekämpfung des Rassismus sowie der im angefochtenen Gesetz erwähnten Interessenvereinigungen, vor Gericht aufzutreten, bezögen, gegen diese Verfassungsartikel verstiessen.