In een tweede onderdeel van de prejudiciële vraag wordt het Hof ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 34 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dat artikel voorschrijft dat de verzekerde zijn aanvraag op straffe van uitsluiting bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid moet indienen « binnen drie jaar na het ophouden van de deelneming aan de verzekering ».
In einem Teil der präjudiziellen Frage wird der Hof zur Vereinbarkeit von Artikel 34 des Gesetzes vom 17. Juli 1963 über die überseeische soziale Sicherheit mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung befragt, insofern dieser Artikel vorschreibe, dass der Versicherte seinen Antrag bei Strafe des Ausschlusses beim Amt für überseeische soziale Sicherheit « innerhalb von drei Jahren nach dem Ende der Beteiligung an der Versicherung » einreichen müsse.