Voor de doorzoeking (artikel 18/2, § 1, 2°, van de wet van 30 november 1998), voor het
kennisnemen van de identificatiegegevens van de afzender of van de geadresseerde van de post of van de houder van een postbus (artikel 18/2, § 1, 3°, van de wet van 30 november 1998) en voor de maatregelen tot identificatie van een abonnee of de gewoonlijke gebruiker
van een dienst van elektronische communicatie of van het gebruikte elektronisch communicatiemiddel (artikel 18/2, § 1, 4°, van de wet van 30 november 1998) is het niet noodzakelijk dat
...[+++]de wetgever in een maximale « duurtijd » voorziet, omdat die inlichtingenmethoden uit hun aard zelf een kortstondig en intrinsiek aflopend karakter hebben.Für die Inspektion (Artikel 18/2 § 1 Nr. 2 des Gesetzes vom 30. November 1998), für di
e Kenntnisnahme der Identifikationsdaten des Absenders oder des Adressaten einer Postsache oder des Inhabers eines Postfaches (Artikel 18/2 § 1 Nr. 3 des Gesetzes vom 30. November 1998) und für die Massnahmen der Identifizierung des Teilnehmers oder des gewöhnl
ichen Nutzers eines elektronischen Kommunikationsdienstes oder des benutzten elektronischen Kommunikationsmittels (Artikel 18/2 § 1 Nr. 4 des Gesetzes vom 30. November 1998) ist es nicht notwen
...[+++]dig, dass der Gesetzgeber eine « Höchstdauer » vorsieht, weil diese nachrichtendienstlichen Methoden wesensmässig kurz ablaufen.