7. herhaalt zijn standpunt dat flexibele mechanismen een aanvulling moeten vormen op beleid en maatregelen (interne acties) en niet meer dan 50% van het verschil tussen het emissieniveau van 1990 en de doelstelling van Kyoto voor hun rekening mogen nemen; verzoekt de partijen met aandrang een bindende overeenkomst ter zake goed te keuren en ervoor te zorgen dat de methode voor de toewijzing van uitstootvergunningen wordt gebaseerd op de beginselen van eerlijkheid, doeltreffendheid voor het milieu en transparantie en wordt geleid door het principe dat de vervuiler betaalt;
7. bekräftigt seine Ansicht, dass die flexiblen Mechanismen zusätzlich zu den politischen Konzepten und Maßnahmen (innerstaatliche Maßnahmen) angewandt werden müssen und nicht mehr als 50% der Differenz zwischen den Emissionsmengen von 1990 und dem in Kyoto festgelegten Ziel ausmachen dürfen; fordert die Vertragsparteien nachdrücklich auf, diesbezüglich eine verbindliche Vereinbarung zu treffen und zu gewährleisten, dass die Methode für die Zuweisung der Emissionsrechte auf den Grundsätzen der Gleichbehandlung, der Umweltwirksamkeit und der Transparenz sowie auf dem Verursacherprinzip basiert;